De eerste Van Bommel schoen. 1718.

De allereerste Van Bommel schoen wordt op 12 december 1718 gemaakt. Dit is de dag dat Adriaen van Bommel, op 20 jarige leeftijd, toetreedt tot het schoenmakersgilde van Breda. Met de betaling van het verplichte ambachtsgeld is Adriaen voortaan zelfstandig schoenmaker. De acht jaar ervoor is hij in de leer geweest bij meesterschoenmaker Bernart Verhoeven. In de 18e eeuw is het gebruikelijk dat jongens op jonge leeftijd in de leer gaan bij hun vader. Ze werken mee voor de kost en leren tegelijkertijd de kneepjes van het vak. Adriaen was echter niet in de leer bij zijn vader. Hieruit kunnen we opmaken dat vader Reynier geen schoenmaker was. Het is denkbaar dat meesterschoenmaker Verhoeven verlegen zat om een knecht en dat Reynier zijn zoon voor een kleine vergoeding tewerk stelde in de schoenmakerij. Van vader Reynier is in de archieven uitsluitend teruggevonden dat hij schipper was op een schuit die mest vervoerde.

The first shoemaking workshop of Adriaen and Christiaen van Bommel on Ginnekenstraat in Breda. The first shoemaking workshop of Adriaen and Christiaen van Bommel on Ginnekenstraat in Breda.

(Bovenstaande afbeelding: De eerste schoenmakerij van Adriaen en Christiaen van Bommel aan de Ginnekenstraat in Breda.)

Van de vele honderden Nederlandse schoenmakerijen in de 18e en 19e eeuw bestaat alleen het bedrijf van de familie Van Bommel nog. Het vak werd in een periode van meer dan 300 jaar acht maal van vader op zoon doorgegeven. Van Bommel heeft in die tijd, op 1 jaar verplichte sluiting tijdens de Tweede Wereldoorlog na, onafgebroken schoenen geproduceerd. Op dit moment wordt het bedrijf geleid door de negende generatie van de familie: Reynier, Pepijn en Floris van Bommel.

Terugblikkend zien we dat elke generatie uitdagingen heeft getrotseerd die typerend zijn voor de periode waarin ze leven. Frans van Bommel, vader van de huidige directie, loodst het bedrijf door een periode waarin de Nederlandse schoenindustrie volledig verdwijnt. Mondialisering zorgt in de jaren ’60, ’70, en ’80 voor een ongekende faillissementsgolf. Tijdens Frans zijn carrière krimpt de Nederlandse schoenindustrie in van 227 schoenfabrieken tot slechts één. Opa Jan leidt het bedrijf samen met zijn broer Manuel en twee neven door de Tweede Wereldoorlog en verschillende wereldwijde crises. Overgrootvader Janus loodst de schoenmakerij samen met zijn moeder en broer het industriële tijdperk binnen. De generaties daarvoor houden stand bij de eerste vorm van schaalvergroting. Ze ontwikkelen zich van zelfstandig schoenmaker tot schoenmakerswerkplaats met meerdere medewerkers en een afzetmarkt die groter is dan het eigen dorp.

Om telkens weer te overleven was veel vindingrijkheid en doorzettingsvermogen nodig. In deze historische sectie worden een aantal van deze hoogtepunten uit de geschiedenis van het bedrijf behandelt.

null

(Bovenstaande afbeelding: Plattegrond van vestingstad Breda in 1747. Adriaen groeide op in de doelsteeg in het huis bij de rode stip. De schoenmakerswerkplaats bevond zich aan het Ginnekenseind (later Ginnekensstraat) bij de groene stip. In 1718 woonde er ongeveer 6000 mensen in Breda.)

De allereerste Van Bommel schoen wordt op 12 december 1718 gemaakt. Dit is de dag dat Adriaen van Bommel, op 20 jarige leeftijd, toetreedt tot het schoenmakersgilde van Breda. Met de betaling van het verplichte ambachtsgeld is Adriaen voortaan zelfstandig schoenmaker. De acht jaar ervoor is hij in de leer geweest bij meesterschoenmaker Bernart Verhoeven. In de 18e eeuw is het gebruikelijk dat jongens op jonge leeftijd in de leer gaan bij hun vader. Ze werken mee voor de kost en leren tegelijkertijd de kneepjes van het vak. Adriaen was echter niet in de leer bij zijn vader. Hieruit kunnen we opmaken dat vader Reynier geen schoenmaker was. Het is denkbaar dat meesterschoenmaker Verhoeven verlegen zat om een knecht en dat Reynier zijn zoon voor een kleine vergoeding tewerk stelde in de schoenmakerij. Van vader Reynier is in de archieven uitsluitend teruggevonden dat hij schipper was op een schuit die mest vervoerde.

The first shoemaking workshop of Adriaen and Christiaen van Bommel on Ginnekenstraat in Breda. The first shoemaking workshop of Adriaen and Christiaen van Bommel on Ginnekenstraat in Breda.

(Bovenstaande afbeelding: De eerste schoenmakerij van Adriaen en Christiaen van Bommel aan de Ginnekenstraat in Breda.)

Van de vele honderden Nederlandse schoenmakerijen in de 18e en 19e eeuw bestaat alleen het bedrijf van de familie Van Bommel nog. Het vak werd in een periode van meer dan 300 jaar acht maal van vader op zoon doorgegeven. Van Bommel heeft in die tijd, op 1 jaar verplichte sluiting tijdens de Tweede Wereldoorlog na, onafgebroken schoenen geproduceerd. Op dit moment wordt het bedrijf geleid door de negende generatie van de familie: Reynier, Pepijn en Floris van Bommel.

Terugblikkend zien we dat elke generatie uitdagingen heeft getrotseerd die typerend zijn voor de periode waarin ze leven. Frans van Bommel, vader van de huidige directie, loodst het bedrijf door een periode waarin de Nederlandse schoenindustrie volledig verdwijnt. Mondialisering zorgt in de jaren ’60, ’70, en ’80 voor een ongekende faillissementsgolf. Tijdens Frans zijn carrière krimpt de Nederlandse schoenindustrie in van 227 schoenfabrieken tot slechts één. Opa Jan leidt het bedrijf samen met zijn broer Manuel en twee neven door de Tweede Wereldoorlog en verschillende wereldwijde crises. Overgrootvader Janus loodst de schoenmakerij samen met zijn moeder en broer het industriële tijdperk binnen. De generaties daarvoor houden stand bij de eerste vorm van schaalvergroting. Ze ontwikkelen zich van zelfstandig schoenmaker tot schoenmakerswerkplaats met meerdere medewerkers en een afzetmarkt die groter is dan het eigen dorp.

Om telkens weer te overleven was veel vindingrijkheid en doorzettingsvermogen nodig. In deze historische sectie worden een aantal van deze hoogtepunten uit de geschiedenis van het bedrijf behandelt.

null

(Bovenstaande afbeelding: Plattegrond van vestingstad Breda in 1747. Adriaen groeide op in de doelsteeg in het huis bij de rode stip. De schoenmakerswerkplaats bevond zich aan het Ginnekenseind (later Ginnekensstraat) bij de groene stip. In 1718 woonde er ongeveer 6000 mensen in Breda.)