Eenzame opsluiting in Italië. 1999.

Voordat ik in het bedrijf kwam werken stuurde mijn vader me anderhalf jaar naar het Buitenland. Ik studeerde een half jaar internationale marketing in Zuid Frankrijk, leerde patroon tekenen in Milaan, liep stage bij een leestfabriek in Duitsland en een modeontwerpster in Milaan en ik werkte een paar maanden in schoenfabriek ‘Area Forte’ in Montegranaro. Over mijn maanden in die Italiaanse schoenfabriek schreef ik in 2024 voor de Duitse krant ‘Der spiegel’ dit stukje:

“Om een echte schoenenman te worden heb ik na mijn studie een jaar in Italië gewoond. De helft in de grote stad en de helft op het platte land. In Milaan leerde ik patroon tekenen, in Montegranaro leerde ik die lessen in de praktijk te brengen.

Mijn tijd in Marche speelde zich voor een groot deel af op een kleine mezzanine in een oud magazijn van een schoenmakersfamilie. Ik zat daar maandenlang in mijn eentje en tekende de hele dag schoenpatronen. Heel af en toe kreeg ik een gerichte opdracht, nog sporadischer werd er ook echt een schoen van gemaakt. Ik had alle tijd om daar op dat zoldertje mijn leven en alle onzekerheden die zich na mijn studie aandiende te overpeinzen. De tijd kroop traag voorbij. Het kleine FM radiootje op mijn werktafel was de enige afleiding. ‘I’m blue ladadie ladada’ kraakte hij minstens vijf keer per dag.

Ik werd volledig opgenomen in de familie. De eigenaar van de fabriek leerde me dat je zijn naam ‘Maximo’ uitsprak met twee lange s’en op de plaats van de x. De naam van zijn broer Mauro, die in het kantoortje werkte als grappenmaker, moest ik uitspreken als Ma-uro. Als ik een naam verkeerd uitsprak negeerde ze me. Tussen de middag zorgde de mama van de familie in het huiselijke bedrijfskeukentje voor het hoogtepunt van de dag: een enorme pan pasta. Ik keek er elke dag naar uit. Aan de eettafel genoot ik, op een bankje, strak ingebouwd tussen de familieleden, van de tijdelijke ontsnapping van mijn zoldertje.

De familie nam me ’s avonds en in het weekend óveral mee naar toe. Voor mij hoefde dat niet. Het was altijd, met Italiaanse snelheden, enorme stukken rijden voor het beste gebraden varkensvlees, de lekkerste kaas, of gewoon een simpel kopje koffie. De verplaatsing gebeurde altijd in enorme groepen van vrienden en familie die amper Engels spraken. Ik hing er bij als een onzichtbare geest.

null

(Bovenstaande afbeelding: Floris wordt door zijn Italiaanse gastheren overal mee naar toe genomen. Hier: de F1 races op het circuit van Monza.)

Met de vader van de Familie reed ik op een dag de 260km van Montegranaro naar Bologna. Het grootste deel van de reis zaten we zwijgend naast elkaar. Op de terugweg had papa het idee dat een vrachtwagenchauffeur hem opzettelijk het leven zuur maakte. Hij wond zich steeds meer op. Na wat getoeter en gevloek ging hij naast de vrachtwagen rijden. Hij schoof het raampje aan mijn kant open, toeterde nog een keer, ging tijdens het rijden over mij heen hangen en schreeuwde de chauffeur de huid vol. Ik verstond slechts één woord: ‘Una Pistola, UNA PISTOLA!’. Dat woord was ook eigenlijk niet te missen want hij maakte er, vlak voor mijn neus, met zijn hand het gebaar van een pistool bij.

De zuivere, warme, emotionele en authentieke manier waarop deze mensen leven, met de schoenfabriek als middelpunt van hun bestaan, heeft diepe indruk op me gemaakt. Wat voor hun het normale leven was, was voor mij een openbaring. Ik leerde als broekie over cultuurverschillen, over hartelijkheid en zelfstandigheid. Ik ben nooit meer terug geweest bij de familie Foresi, maar heb zeker te weten een stukje mee naar huis genomen.“

null

(Bovenstaande afbeelding: Floris zijn afscheidsdiner in de schoenfabriek van de familie Foresi.)

Voordat ik in het bedrijf kwam werken stuurde mijn vader me anderhalf jaar naar het Buitenland. Ik studeerde een half jaar internationale marketing in Zuid Frankrijk, leerde patroon tekenen in Milaan, liep stage bij een leestfabriek in Duitsland en een modeontwerpster in Milaan en ik werkte een paar maanden in schoenfabriek ‘Area Forte’ in Montegranaro. Over mijn maanden in die Italiaanse schoenfabriek schreef ik in 2024 voor de Duitse krant ‘Der spiegel’ dit stukje:

“Om een echte schoenenman te worden heb ik na mijn studie een jaar in Italië gewoond. De helft in de grote stad en de helft op het platte land. In Milaan leerde ik patroon tekenen, in Montegranaro leerde ik die lessen in de praktijk te brengen.

Mijn tijd in Marche speelde zich voor een groot deel af op een kleine mezzanine in een oud magazijn van een schoenmakersfamilie. Ik zat daar maandenlang in mijn eentje en tekende de hele dag schoenpatronen. Heel af en toe kreeg ik een gerichte opdracht, nog sporadischer werd er ook echt een schoen van gemaakt. Ik had alle tijd om daar op dat zoldertje mijn leven en alle onzekerheden die zich na mijn studie aandiende te overpeinzen. De tijd kroop traag voorbij. Het kleine FM radiootje op mijn werktafel was de enige afleiding. ‘I’m blue ladadie ladada’ kraakte hij minstens vijf keer per dag.

Ik werd volledig opgenomen in de familie. De eigenaar van de fabriek leerde me dat je zijn naam ‘Maximo’ uitsprak met twee lange s’en op de plaats van de x. De naam van zijn broer Mauro, die in het kantoortje werkte als grappenmaker, moest ik uitspreken als Ma-uro. Als ik een naam verkeerd uitsprak negeerde ze me. Tussen de middag zorgde de mama van de familie in het huiselijke bedrijfskeukentje voor het hoogtepunt van de dag: een enorme pan pasta. Ik keek er elke dag naar uit. Aan de eettafel genoot ik, op een bankje, strak ingebouwd tussen de familieleden, van de tijdelijke ontsnapping van mijn zoldertje.

De familie nam me ’s avonds en in het weekend óveral mee naar toe. Voor mij hoefde dat niet. Het was altijd, met Italiaanse snelheden, enorme stukken rijden voor het beste gebraden varkensvlees, de lekkerste kaas, of gewoon een simpel kopje koffie. De verplaatsing gebeurde altijd in enorme groepen van vrienden en familie die amper Engels spraken. Ik hing er bij als een onzichtbare geest.

null

(Bovenstaande afbeelding: Floris wordt door zijn Italiaanse gastheren overal mee naar toe genomen. Hier: de F1 races op het circuit van Monza.)

Met de vader van de Familie reed ik op een dag de 260km van Montegranaro naar Bologna. Het grootste deel van de reis zaten we zwijgend naast elkaar. Op de terugweg had papa het idee dat een vrachtwagenchauffeur hem opzettelijk het leven zuur maakte. Hij wond zich steeds meer op. Na wat getoeter en gevloek ging hij naast de vrachtwagen rijden. Hij schoof het raampje aan mijn kant open, toeterde nog een keer, ging tijdens het rijden over mij heen hangen en schreeuwde de chauffeur de huid vol. Ik verstond slechts één woord: ‘Una Pistola, UNA PISTOLA!’. Dat woord was ook eigenlijk niet te missen want hij maakte er, vlak voor mijn neus, met zijn hand het gebaar van een pistool bij.

De zuivere, warme, emotionele en authentieke manier waarop deze mensen leven, met de schoenfabriek als middelpunt van hun bestaan, heeft diepe indruk op me gemaakt. Wat voor hun het normale leven was, was voor mij een openbaring. Ik leerde als broekie over cultuurverschillen, over hartelijkheid en zelfstandigheid. Ik ben nooit meer terug geweest bij de familie Foresi, maar heb zeker te weten een stukje mee naar huis genomen.“

null

(Bovenstaande afbeelding: Floris zijn afscheidsdiner in de schoenfabriek van de familie Foresi.)